“Nee.””
En toen nog dit.
Het is vreemd hoe het heldere licht de donkerste winter kan doen regenbogen. De kou bijt in mijn vingers, en plukt mijn wimpers. Het kraakt.
Elke stap is ineens bewust. De tellen tussen die eerste en die van vandaag worden groter, maar de afstand kleiner.
Ik leef hier, nu, in Nooitgedachtland. Omgevener dan ooit. Je lichaam laat een plaats na, maar je zijn is niet geweest.
Ik wandel over stoepen, raak geen randen, zie een zee. Een bos waar ik niet door kan komen. Maar in de verte, ben ik mee.
- Voor Kim en Ellen.
Vrij
Mijn dagen lengden zich ongemerkt met water bij de wijn, tot enkel jij nog dronken was. Wie erbij stond keek ernaar. Enkel de durvers deden.
Glas tussen ogen, of ziektes tussen benen; ik ontweek vooral je woorden, de controle, het gemene.
Ik bleef, voor de beloftes.
Tot die keer, toen ik me verzamelde, toen was het genoeg. Toen je liefdevol door mijn haar streek, en fluisterde in mijn oor, en ik citeer:
“Het enige dat jij ooit fout deed, Princessa, was alles te geloven. Je had moeten zien wat nep was; welke etentjes, welke gesprekken. Welke reizen en welke nachten. Het vrijen, hoe we lachten. Je bent zo goedgelovig. Als ik zeg ‘Ik hou van je’, geloof je mij. Op maandag ja, maar niet op dinsdag, enzovoort. Dat aanzoek heb ik nooit gedaan: dat was jouw verbeelding. Je hebt wel veel verbeelding, voor een middelmatig kunstenaar. Je kan zonder mij dit leven niet aan. Maar op die acht miljard mensen, is er voor mij zeker iemand beter. Het is je eigen schuld, mijn Livi, net als van al die anderen. Jullie geloven het allemaal als ik zeg: ‘Ik zal veranderen’. Ik slaap met vrouwen van vrienden, en trakteer hen nadien op pinten. Ik weet precies wat ik moet doen, en zeggen. Jullie zijn gewoon zo dom. Kom. En stop met huilen. Je bent veilig hier bij mij. Hou nu op. Vergeet wat ik gezegd heb, ik meen het. Hou nu op. Gedraag je. Je verpest mijn energie. Er is maar één plan, da’s het mijne. My woman, ik zweer het, ik beloof je, ik trouw met je, ik hou van je. Het enige dat ik van je wil, is de volledige controle.”
-Dit is geen gedicht, dit is echt. Gezegd.
Ik hield van je. Dat was het enige zekere. Ook met kapot gezicht. Zoals de nacht de oorlog kust, met al haar fonkelend licht.
Vlinder
Ooit, toen ik vijftien was, kocht ik op terugweg van school spontaan een gitaar, een akoestische, voor 2000 frank, met het geld dat ik bij de bakker had verdiend, van een handelaar die later bij het uitladen onder een van zijn eigen piano’s zou verpletterd worden. Ik herinner mij nog steeds zijn zwarte krullen en zijn grondige uitleg, waar ik toen alleen maar op knikte.
Toen ik de D, de E en de C kon, begon ik er ook bij te zingen. Niet dat ik een doel had. Het was iets met de klank en de vibraties dichtbij mijn buik. De zetels in de woonkamer waren leeggeraakt en het woordenboek had ik al uitgelezen. Uit niets, ontstaat alles. Het ging om het klankbord, en de expressie. And nothing else mattered.
Hoewel mijn vader gelovig was en mij vaak meenam naar de kerk en juf Mieke ons acht keer per dag een gebedje liet doen, heb ik religie nooit begrepen. Ik begreep alleen energie. Wat voelt goed. Wat voelt niet goed. Ik hoorde spreken over naastenliefde, broden vermenigvuldigen en blinden doen zien. Maar als ik in de klas zat, voelde ik de angst van Wendy, de boosheid van Wim, de vreugde van Yves en de naïviteit van Roel. Niet dat ik toen die woorden had, maar ik wist wel met wie ik wel wou spelen en met wie niet. En dat ik soms tussen Wendy en Wim moest gaan staan, om haar te verdedigen.
Toen mijn dochter vierentwintig uur lang op weg was naar deze plaats, belde er ’s nachts een man aan. Of hij mocht binnenkomen, omdat zijn auto pech had in het midden van de straat in het centrum. Ik herinner mij hoe de twee vroedvrouwen en de vader één voor één naar de voordeur liepen, een rij vormden voor de voordeur, en ik met wie en wat ik in me had, ontzettend luid néé riep. Mijn dochter’s naam betekent ‘brenger van het licht’, wist ik achteraf. Tot op vandaag zijn wij er met vier van overtuigd dat ze die nacht het donker wegjoeg. Dat doet ze nog steeds.
Vlak voor hij tegen een betonnen pijler reed, zei mijn osteopaat dat ik altijd met mijn handen uit mijn zakken moest wandelen omdat dat het meest natuurlijke is voor onze rug. De friturist om de hoek zei ooit dat als je veel lacht, je later de mooiste rimpels hebt. Een opleidingscoach zei dat je iets niet goed moet kunnen om er goed in te zijn. Een kapster zei, dat een rups nooit een idee heeft van de vlinder die het nog zal worden. En een tekendocent zei ooit, dat als je het talent hebt van creatie, je nooit fundamenteel alleen kan zijn.
Ik denk dat je onsterfelijk wordt, wanneer iets wat je ooit tegen iemand zei, voortleeft, en doorgegeven wordt.
Kerken en moskeeën en gebedsplaatsen intrigeren me vandaag nog steeds. Hoe we het almachtige in ieder van ons externaliseren, terwijl we allemaal in de kern ontstonden uit verbinding, en we liefde zìjn, zonder altaar, zonder sokkel. Ik denk dat we broden kunnen vermenigvuldigen als we allemaal een kleiner deel nemen. Maar ook, dat we mensen die blind willen blijven, nooit kunnen doen zien.
Soms denk ik terug aan Wendy en Wim, en dat, naast een vuist, energie de enige barometer is of iets goed of schadelijk voor je is. Dan ga ik op wandel met mijn handen uit mijn zakken, lach ik naar een tegenganger, zing ik een half liedje op mijn ongestemde gitaar, maak ik tegels met hoeken af, en ben ik dankbaar voor de gift van creatie. En later als ik groot ben, word ik een vlinder.
Chaos
“Ik heb dat gezien mama, hoe hij slechte woorden aan een pijl bond en die recht in jouw hart schoot.
Als je in alles de beste wil zijn, dan veroorzaak je zelf je eigen stress, maar dan ben je eigenlijk bang. Dan word je boos op iemand anders. Dan ben je bang dat niemand je leuk vindt, en je vrienden, je familie, je liefje je niet meer gaan willen. Dan is je hart bang, en dan leeft je hart in een kooi. Maar dan moet je de deur van die kooi openzetten en je angst overwinnen. En als je dat niet wil overwinnen, dan wil je eigenlijk niet veranderen, en eigenlijk gewoon boos blijven.
Als ik pijn heb en hij zegt ‘Nee Elea, dat doet geen pijn’, dat is gewoon niet ok. Als jij zegt stop, en hij stopt niet, dat is niet ok mama. Als mijn knuffel zou leven, kan ik ook niet zeggen vandaag ben jij mijn vriendje en morgen niet. Dat is niet ok, dat is gewoon gemeen.
Soms is iemands hart donker. Ik heb dat gezien bij hem. Maar soms is 1+1 gewoon 3. Dan moet je de goede mensen zien die voor jou staan mama. Soms staat er een leeuw voor jou, en dan denk je ‘O dit had ik niet verwacht, had ik maar een wapen!’, maar dan moet je gewoon niet bang zijn en dan kan je echt winnen. Hoe dikwijls ben ik al van mijn paard gevallen. Je moet gewoon blijven proberen.
Zoals een kindje in de klas. Die zingt elke dag ‘Hou je kop Barbiepop, je bent arrogant, ga gewoon terug naar Barbieland.’ Daar heb ik elke dag mee te maken.
Maar het gaat om respect. Of je nu man bent of vrouw of moslim of niet of kindje of grote mens; het gaat om respect. Soms wil iemand niet geconfronteerd worden en ja ik weet al wat dat woord betekent. Ik weet dat ik nog maar acht ben maar ik zie wel dingen. Ik kan niet alles oplossen, zoals de oorlog in Oekraïne bijvoorbeeld, maar ik kan wel raad geven, ook al ben ik maar een kindje, want we hebben allemaal een hart.”
“Brieven”
Aan mijn moeder
Al 20 jaar vraag je me of ik melk wil in mijn koffie. Het pak sigarenkoekjes blijft er altijd onaangeroerd bij liggen. Als ik je vraag waarom je ze blijft kopen als niemand ze eet, zeg je dat dat de koeken zijn die je altijd koopt.
Elke keer als ik binnenkom, doe ik het licht aan, en zet ik de radio stiller. Ik probeerde een paar keer een raam op een kier te zetten, maar toen ik merkte dat je daarvan overmatig in je handen ging wrijven, heb ik het nooit meer gedaan.
Vaak stel je mij een paar keer na elkaar dezelfde vraag. Hoe het is, bijvoorbeeld, al luister je nooit naar het antwoord, en besluit je met te zeggen dat alles goedkomt.
De tafel is nog steeds te groot, voor ons twee. Ik had gehoopt dat met het verstrijken van de jaren ofwel jij ofwel ik een aantal plaatsen zouden opvullen, of dat afwezigheid op zijn minst wat minder aanwezig was.
Je strijkt nog steeds de plooien glad, van nog steeds hetzelfde tafellaken.
Ik weet niet goed waar we elkaar verloren zijn. Het was, vermoed ik, ergens tussen de tafel en de zetel.
Maar als niets nog zeker is, ben ik een dankbare bezoeker. Dan kom ik voor de koffie zonder melk, met de sigarenkoekjes die niemand eet. Dan doe ik het licht aan als ik binnenkom, en zet ik de radio stiller. Dan laat ik het raam dicht, en wrijf jij over het tafellaken.
Dan vraag je hoe het met me gaat, en dan zeg je, zonder te luisteren: “Alles komt goed.”
“Steen, rots, papier.”
Senryu
De kussen liefste,
als zendpost ooit bezegeld,
die stempel ik niet meer.
Toen mijn vader je
besteeg met liefde kwam ik
als luid geroepen.
Ik woonde in je
schoot, ik heb er behangen
en koffie gezet.
Is er lucht tussen
je wolken zodat je er
ademt in het niets?
De weg naar heimwee
is sneller bewandeld dan
het pad naar elkaar.
Daar waar niemand was
daar wou jij zijn want daar is
alles, voor je niets.
In de puinhoop van
jezelf, vond je trash design
een ware zegen.
Steek je bos in brand-
rook de hazen uit je lijf,
’t seizoen is open.
Haiku’s
Aan het water staan
en stil verdwijnen, ginder
vaart een schip voorbij.
Ik hoor gedierte.
Hoe de natuur praten kan,
het stemt me rustig.
Ik zie de spinnen
wetende dat ik echt ben,
weef ik mee hun web.
Het veld is leeg nu,
de intentie tot groeien
kiemt al ondergronds.
In het bos van je
dromen, zie je de bomen
echtheid niet meer staan.